Sint-Martinuskerk

De kerk biedt ons een blik op middeleeuws Velzeke. Opgravingen, gevelonderzoek en radiokoolstofonderzoek leverden nieuwe gegevens. Onderzoek op en rond de kerk brachten sporen van begraving aan het licht. Deze zouden te dateren zijn rond het eind van de 7de eeuw - eind 9de eeuw. In de periode 8ste-9de eeuw kennen we door opgravingen restanten van een bedehuis. Met de bouw van de Karolingisch-Ottoonse kerk rond de 10de eeuw, verdwijnt dit gebedshuis. Deze Karolingische-Ottoonse kerk was van het eenschepige type en had twee koren. De koorpartij en de westgevel bevatten architecturale kenmerken die verwijzen naar de Karolingische periode. Onder andere de muraalbogen en de spoliën zijn een indicator voor deze datering. De begraafplaats besloeg een groot gebied rond de kerk.
In de loop van de middeleeuwen verloor een deel van dit kerkhof haar functie en werden die delen gebruikt voor wereldlijke doeleinden. Dit werd aangetoond door opgravingen rond de kerk, waar de archeologen sporen van enkele grachten terugvonden. Deze wijzen er op dat het areaal van de begraafplaats werd afgebakend van de andere gronden.

Tijdens de 10de, ten laatste in de 11de eeuw kreeg de kerk door toevoeging van kruisbeuken de vorm van een latijns kruis. De kerk kwam samen met het allodium van Ename in het bezit van de abdij van Verdun. Rond 1053 werd ze eigendom van de graven van Vlaanderen en ten slotte in 1065 tot  het einde van de 18de eeuw maakte ze deel uit van de bezittingen van de abdij van Hasnon.
Met de bouw van de vroeg-Gothische toren in de 13de-14de eeuw, werd het westkoor van de kerk afgebroken.